God heeft gerechtigheid en recht lief
Want het woord van de HERE is waarachtig, al zijn werk
geschiedt in trouw; Hij heeft gerechtigheid en recht lief, de
aarde is vol van de goedertierenheid van de HERE (Psalm
33:4, 5).
Gerechtigheid is de hoedanigheid van wezenlijk goed te
zijn en uit overtuiging het goede bestendig te doen. Job
bijvoorbeeld was vroom en oprecht, godvrezend en wijkende
van het kwaad (Job 1:1).
Recht is het doen naleven van zedelijke en wettelijke
normen en de administratie van gepaste tucht of vergelding
voor overtredingen. Tucht wil gedrag verbeteren. Vergelding
vervult de rechtseis voor een billijke en afdoende strafmaat.
De HERE bemint het recht (Psalm 37:28).
De liefde heeft bijbehorende haat.
Haat het kwade en hebt het goede lief (Amos 5:15).
Gij, die de HERE liefhebt, haat het kwade (Psalm 97:10).
Over de Messias wordt gezegd: Uw troon, o God, staat
voor altoos en eeuwig, uw koninklijke scepter is een
rechtmatige scepter. Gij hebt gerechtigheid lief en haat
goddeloosheid; daarom heeft, o God, uw God u gezalfd met
vreugdeolie boven uw metgezellen (Psalm 45:7, 8).
[Vergelijken met Hebreeën 1:9.]
God
Want Gij zijt geen God, aan wie goddeloosheid behaagt,
geen boze zal bij U vertoeven; De verdwaasden houden geen
stand voor uw ogen, Gij haat alle bedrijvers van
ongerechtigheid; Gij richt te gronde de leugensprekers, de
HERE verafschuwt de man van bloed en bedrog (Psalm 5:5
t/m 7).
Het kwade moet gestraft worden.
De HERE toetst de rechtvaardige en de goddeloze; en wie
geweld bemint, die haat Hij. Hij regent op de goddelozen
vurige kolen en zwavel, schroeiende wind is het deel van hun
beker. Want de HERE is rechtvaardig en Hij heeft gerechtigheid
lief (Psalm 11:5 t/m 7).
Doordat God gerechtigheid liefheeft, haat Hij alle
bedrijvers van ongerechtigheid. Doordat Hij recht liefheeft,
regent Hij als vergelding vurige kolen op de goddelozen.
De onrechtvaardigen menen natuurlijk dat deze strafmaat
overdreven is. In hun slechtheid menen zij dat het kwade toch
niet zo slecht is. Maar het kwade veroorzaakt onmeetbare
schade. Wegens die schade is een liefdevolle God verplicht het
kwade te straffen.
Wraak en vergelding komen God toe.
Mij komt de wraak toe en de vergelding
(Deuteronomium 32:35).
Doordat God de mens met het vermogen schiep om het
kwade of het goed te kiezen, moet het kwade tijdelijk
verdragen worden. Maar op de dag van het oordeel zal God
alles rechtzetten, en nu al, is er een gedeeltelijke straf, zowel
door rechtstreekse ingrepen als door het gerecht van
regeringen.
Bij de wederkomst van Christus worden de
onrechtvaardigen gestraft, indien het inderdaad recht is bij
God, aan uw verdrukkers verdrukking te vergelden, en aan u,
die verdrukt wordt, verkwikking tezamen met ons, bij de
openbaring van de Here Jezus van de hemel met de engelen
van zijn kracht, in vlammend vuur, als Hij straf oefent over
hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here Jezus
niet gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig
verderf, ver van het aangezicht van de Heer en van de
heerlijkheid van zijn sterkte (2 Tessalonicenzen 1:6 t/m 9).
Regeringen zijn uitvoerders van Gods toorn, Zij staat
immers in dienst van God, u ten goede. Maar indien gij kwaad
doet, wees dan bevreesd; want zij draagt het zwaard niet
tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God, als
toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft (Romeinen
13:4).
Christenen laten de vergelding aan God over: Wreekt
uzelf niet, geliefden, maar laat plaats voor de toorn, want er
staat geschreven: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden,
spreekt de Here. Maar, indien uw vijand honger heeft, geef
hem te eten; indien hij dorst heeft, geef hem te drinken, want
zo zult gij vurige kolen op zijn hoofd hopen (Romeinen 12:19,
20).
Omdat christenen burgers zijn van een hemels koninkrijk
(Johannes 18:36; Filippenzen 3:20), vechten zij niet en wreken
zij zichzelf niet, maar laten de vergelding aan God over. Zij zijn
geen boden van toorn maar van verzoening, Wij zijn dus
gezanten van Christus, alsof God door onze mond u
vermaande; in naam van Christus vragen wij u: laat u met God
verzoenen (2 Korintiërs 5:20).
Gods toorn vloeit uit Zijn liefde voort.
Gods toorn is het gevolg van zijn liefde voor
gerechtigheid, voor recht en voor Zijn kinderen.
Ouders begrijpen dit. Wat zou uw reactie zijn indien
iemand uw kind zou molesteren? Volstrekt verbolgenheid, en
terecht.
Gods toorn is altijd verdiend.
God heeft uitermate slechte mensen ooit vernietigd.
Wegens Zijn liefde voor gerechtigheid, beperkt God het
kwade op aarde. Hij heeft weleens catastrofen gebruikt om
recht te doen gelden.
Daarom heeft God de wereld met een zondvloed
gereinigd.
Maar eerst moeten wij een vraag behandelen die voor alle
catastrofen geldt. Wat van de onschuldige kinderen die in de
zondvloed zijn gestorven? God had hen lief en zij zullen bij
Hem in de hemel zijn, net als de onschuldige kinderen die in de
tsunami van 2004 zijn gestorven. Van kleine kinderen zei Jezus
dat hun engelen in de hemelen voortdurend het aangezicht
zien van mijn Vader (Matteüs 18:10) en voor zodanigen is
het Koninkrijk van de hemelen (Matteüs 19:14). Ook in de
hemel zullen miljoenen babys veilig in Gods armen zijn die
door hun moeders via abortus werden vermoord.
De geschiedenis van de wereld toont aan dat God veel
geduld met zondaars heeft, maar de mensen van voor de vloed
waren uitermate slecht! De HERE zag, dat de boosheid van de
mens groot was op de aarde en al wat de overleggingen van
zijn hart voortbrachten te allen tijde slechts boos was (Genesis
6:5).
Er waren uitzonderingen. Henoch wandelde met God
(Genesis 5:22) en gaf een waarschuwing over Gods oordeel:
Zie, de Here is gekomen met zijn heilige tienduizenden, om
over allen de vierschaar te spannen en alle goddelozen te
straffen voor al hun goddeloze werken, die zij goddeloos
bedreven hebben, en voor al de harde taal, die de goddeloze
zondaars tegen Hem gesproken hebben (Judas 14, 15).
In de tijd van Noach waren hij en zijn familie de enigen op
aarde die God nog dienden! God heeft de wereld van de
voortijd niet gespaard. Maar Noach, de prediker van de
gerechtigheid, met zeven anderen heeft Hij bewaard toen Hij
de zondvloed over de wereld van de goddelozen bracht (2
Petrus 2:5).
De weggespoelden waren boosdoeners uit eigen keuze.
God heeft hen ook nog een laatste kans gegeven om zich te
bekeren. Dit gebeurde in de Geest waarin Christus ook
heengegaan is en gepredikt heeft aan de geesten in de
gevangenis, die eertijds ongehoorzaam geweest waren, toen de
lankmoedigheid Gods bleef afwachten, in de dagen van Noach,
terwijl de ark in gereedheid werd gebracht, waarin weinigen,
dat is acht zielen, door het water heen gered werden (1 Petrus
3:18 t/m 20).
Tijdens de 100 jaren toen de ark werd gebouwd, konden
de onrechtvaardigen zich nog bekeren. Toen een man 100 jaar
bezig was een reusachtige boot op het droge te bouwen,
hebben de mensen ongetwijfeld daarover gehoord en ook
waarom hij dat deed. Maar zij weigerden zich te bekeren.
Toen God de Ninevieten over de vernietiging van hun stad
waarschuwde, bekeerden zij zich en Hij deed het niet (Jona
3:10).
Wegens Zijn liefde voor gerechtigheid, gebruikt God
regeringen om het kwade in toom te houden: Maar indien gij
kwaad doet, wees dan bevreesd; want zij draagt het zwaard
niet tevergeefs; zij staat immers in de dienst van God, als
toornende wreekster voor hem, die kwaad bedrijft (Romeinen
13:4).
Onder het Oude Testament had Gods volk een door God
aangestelde en geleide regering (een theocratie). God was
Koning van Israël (Jesaja 44:6).
Gods gebruik van de legers van Israël om goddeloze
natiën uit te roeien, ging telkens met goddelijke bevelen
gepaard die nauwkeurig gehoorzaamd moesten worden. Zij
waren slechts instrumenten van Gods toorn.
Dit kan niet als precedent dienen, want nu worden geen
natiën rechtstreeks door God geleid.
Wel heeft God door de eeuwen heen heersers en legers in
Zijn voorzienigheid gebruikt om Zijn doelstellingen te bereiken.
Hij heeft Nebukadnessar gebruikt om Israël te straffen en
noemde hem Mijn dienaar (Jeremia 25:8, 9).
God is lankmoedig daar Hij wenst dat de onrechtvaardigen
zich zouden bekeren: Zeg tot hen: zo waar Ik leef, luidt het
woord van de Here HERE, Ik heb geen behagen in de dood van
de goddeloze, maar veeleer daarin, dat de goddeloze zich
bekeert van zijn weg en leeft (Ezechiël 33:11). De Here talmt
niet met de belofte, al zijn er, die aan talmen denken, maar Hij
is lankmoedig jegens u, daar Hij niet wil, dat sommigen
verloren gaan, doch dat allen tot bekering komen (2 Petrus
3:9).
God zou Sodom niet vernietigd hebben, indien er tien
rechtvaardigen in de stad waren (Genesis 18:32).
Maar het kwade kan zo erg worden dat Gods liefde voor
gerechtigheid en recht onmiddellijke vergelding vereist.
God beloofde Abraham dat Hij het land Canaan aan zijn
nakomelingen zou geven maar alleen nadat de maat van de
ongerechtigheid van de mensen die daar woonden, vol was.
Het vierde geslacht echter zal hierheen wederkeren, want
eerder is de maat van de ongerechtigheid van de Amorieten
niet vol (Genesis 15:16).
Mozes legde aan het volk uit, Niet wegens uw
gerechtigheid noch wegens de oprechtheid van uw hart gaat gij
hun land in bezit nemen, maar wegens hun goddeloosheid drijft
de HERE, uw God, deze volken voor u weg (Deuteronomium
9:5).
Zonden van deze volken waren ondermeer: overspel,
homoseksuele praktijken, seksuele gemeenschap met dieren en
het offeren van zuigelingen aan Moloch (Leviticus 18:20-30; 2
Koningen 16:3).
Offers aan Moloch varieerden van plaats tot plaats en over
tijd, maar de beschrijvingen van de geschiedschrijvers uit de
oudheid [Cleitarchus (300 v.Chr.), Diodorus Siculus (90-30
v.Chr.) en Plutarch (100 n.Chr.)] kunnen als volgt samengevat
worden: het holle beeld had een mensachtige torso met een
kop van een stier. Er was een holte in de buik die als vuurhaard
diende. Uitgestrekte platte armen die rood heet werden, helden
naar achter zodat een baby die in de armen werd geworpen,
tot in de vurige buik zou rollen. Soms werd het kindje eerst
gedood, maar soms werd het levend in de armen van Moloch
geworpen. In dat geval werd er getrommeld en fluiten werden
bespeeld om het geschreeuw van het kindje te overstemmen.
De moeder mocht geen teken van verdriet tonen.
Zulke uiterste vormen van slechtheid heeft God weleens
met wereldlijke vergelding gestraft, maar wat van de eeuwige
vergelding?
Recht zal op de dag van het oordeel geschieden.
Voorlopig verdraagt God het kwade om mensen een kans
te geven zich te bekeren, maar wegens Zijn liefde voor recht,
wordt in het oordeel alles rechtgezet.
In zijn brief aan de the Romeinen zegt Paulus, Want
toorn van God openbaart zich van de hemel over alle
goddeloosheid en ongerechtigheid van mensen (Romeinen
1:18). Aangezien allen hebben gezondigd en derven de
heerlijkheid Gods (Romeinen 3:23) is iedereen onder het
oordeel van God.
Door Christus wordt een mogelijkheid voor redding
aangeboden. Hierin is de liefde Gods jegens ons geopenbaard,
dat God zijn eniggeboren Zoon gezonden heeft in de wereld,
opdat wij zouden leven door Hem. Hierin is de liefde, niet dat
wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad en
zijn Zoon gezonden heeft als een verzoening voor onze zonden
(1 Johannes 4:9, 10). Door aan het kruis te sterven, betaalde
Jezus de straf voor onze zonden.
Dus, hoewel Gods liefde voor gerechtigheid en recht
vergelding vereist, werd Hij door Zijn mensenliefde bewogen
(Titus 3:4) om een uitweg aan te reiken die de rechtvaardige
eis voor straf niet zou schenden. Want wat de wet niet
vermocht, omdat zij zwak was door het vlees _ God heeft, door
zijn eigen Zoon te zenden in een vlees, aan dat van de zonde
gelijk, en wel om de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees,
opdat de eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet
naar het vlees wandelen, doch naar de Geest (Romeinen 8:3,
4).
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn
eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem
gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe (Johannes
3:16).
Wie in de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; doch wie aan
de Zoon ongehoorzaam is, zal het leven niet zien, maar de
toorn Gods blijft op hem (Johannes 3:36).
De HERE toetst de rechtvaardige en de goddeloze
(Psalm 11:5). Hoe mensen op Jezus reageren, maakt hun
houding tegenover God bekend. Wie God liefheeft, zal Jezus
liefhebben. Indien iemand de Here niet liefheeft, hij zij
vervloekt (1 Korintiërs 16:22). De toorn Gods blijft op hem
die de Zoon ongehoorzaam is (Johannes 3:36).
Velen beweren dat zij behouden zijn hoewel zij Jezus niet
geloven wanneer Hij zegt, Wie gelooft en zich laat dopen, zal
behouden worden (Marcus 16:16) of Tenzij iemand geboren
wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk Gods niet
binnengaan (Johannes 3:5). De toorn Gods blijft op mensen
die de doop als onnodig voor de redding beschouwen, daar zij
Jezus niet geloven en Jezus niet gehoorzamen.
Om behouden te worden, moeten wij het evangelie
gehoorzamen (Romeinen 10:16; 2 Tessalonicenzen 1:8; 1
Petrus 4:17). Door het evangelie worden geloof, bekering,
belijdenis en doop als noodzakelijke voorwaarden voor de
redding voorgeschreven (Romeinen 10:10; Handelingen 2:38).
Wat hebben wij geleerd?
God heeft gerechtigheid en recht lief. Hij haat alle
bedrijvers van ongerechtigheid. Doordat God gerechtigheid en
recht liefheeft, moet Hij het kwade straffen. Wraak en
vergelding komen God toe. Op de goddelozen zal Hij vurige
kolen storten.
God is lankmoedig en geeft mensen tijd om zich te
bekeren, maar wanneer zij te slecht worden, vereist Gods liefde
voor gerechtigheid en recht hun terechtstelling. Catastrofen en
regeringen worden door God gebruikt om Zijn toorn over
boosdoeners te brengen. Onschuldige kinderen die sterven,
gaan naar de hemel.
De onrechtvaardigen worden bij de wederkomst van
Christus gestraft. Wegens zonde zijn wij allen onder de toorn
van God. Alleen door geloof in Christus kunnen wij behouden
worden. Gods toorn blijft op een ieder die Jezus niet gelooft en
het evangelie niet gehoorzaamt. Amen.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).
Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)