Gedenken en vergeten wij de juiste dingen?

Schriftlezing: Filippenzen 3:7 t/m 14

Ons geheugen is een geweldige gave van God.

Het is boeiend om de ontwikkeling van het geheugen van een kind te observeren. Een kleuter kan het alfabet in een lied leren lang vóór hij een reeks 26 letters zomaar van buiten kan leren.

Ons brein van ander half kilo beheert niet alleen de meeste functies van ons lichaam (waaronder de ondoorgrondelijke complexiteit van het zien, horen en spreken), maar het rangschikt en slaat op een enorm hoeveelheid gegevens, die oproepbaar zijn en als basis dienen voor het maken van beslissingen en het uitvoeren van ingewikkelde activiteiten.

Omdat onze geheugencapaciteit beperkt is, moet ons brein geheugen sparen door het grootste gedeelte van wat wij zien, horen en lezen te vergeten.

Wij hebben kortetermijngeheugen en langetermijngeheugen.

Langetermijngeheugen kan versterkt worden: b.v. door muziek, herhaling, multizintuiglijke invoer, het leggen van verbanden, ordelijke rangschikking en het bewust toekennen van een hoge graad van belangrijkheid.

Geheugengegevens vervagen indien zij niet worden gebruikt, dus moeten zij opgefrist worden om beschikbaar te blijven.

De Schepper van ons brein vertelt ons dat wij bepaalde dingen moeten gedenken en bepaalde dingen moeten vergeten.


Wat moeten wij gedenken?

Onze Schepper moeten wij gedenken!

In Prediker 12:1 t/m 7 moedigt Salomo jonge mensen aan God te gedenken vóór zij onder ouderdomskwalen gebukt gaan en het einde van hun leven nadert.

“Gedenk dan uw Schepper in uw jongelingsjaren, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zegt: Ik heb daarin geen behagen; voordat de zon verduisterd wordt evenals het licht en de maan en de sterren, en de wolken na de regen wederkeren; op de dag, dat de wachters van het huis beven en de sterke mannen zich krommen, en de maalsters ophouden, omdat haar aantal gering geworden is, en zij, die uit de vensters zien, hun glans verliezen, en de deuren naar de straat gesloten worden; als het geluid van de molen verzwakt, en de stem hoog wordt als die van een vogel en alle tonen gedempt worden; op de dag, dat men ook vreest voor de hoogte, en er verschrikkingen op de weg zijn, de amandelboom bloeit, de sprinkhaan zich voortsleept en de kapperbes niet meer helpt - want de mens gaat naar zijn eeuwig huis en de rouwklagers gaan rond op de straat -; voordat het zilveren koord losgemaakt en de gouden lamp verbroken wordt; voordat de kruik bij de bron verbrijzeld en het scheprad in de put verbroken wordt, en het stof wederkeert tot de aarde, zoals het geweest is, en de geest wederkeert tot God, die hem geschonken heeft.”

In onze jeugd, èn op latere leeftijd, moeten wij onze Schepper gedenken. “Maar gij zult aan de HERE, uw God, denken” (Deuteronomium 8:18). “Gedenkt aan de wonderen die Hij heeft gedaan, zijn tekenen en de oordelen van zijn mond” (1 Kronieken 16:12).

Soms laat God toe dat wij ons in de nesten werken om ons eraan te herinneren, dat Hij de enige is die ons kan redden.

Jona was bereid in zee geworpen te worden om zijn scheepsmakkers te redden, en misschien ook om aan zijn verantwoordelijkheid te ontsnappen. Maar hij was de aangewezen man voor die predikingsjob te Nineve, dus gaf God hem een keuze: maaltijd voor een vis of onderzeeërrit, richting Nineve?

Verzonken in wanhoop wegens eigen zonde, heeft Jona God gedacht, en zijn gebed werd verhoord: “Toen mijn ziel in mij versmachtte, gedacht ik de HERE, en mijn gebed kwam tot U in uw heilige tempel” (Jona 2:7).

God gedenken is onze enige hoop omdat Hij inderdaad de enige is die ons kan redden: “Dezen vertrouwen op strijdwagens en die op paarden, maar wíj zullen de Naam van de HERE, onze God in herinnering roepen” (Psalm 20:8 - HSV).


Gods woord moeten wij gedenken.

Het geheugen speelt een beslissende rol bij het doen van de wil van God. Wij moeten Gods geboden onthouden om ze te kunnen gehoorzamen: “Maar de goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid over wie Hem vrezen, en zijn gerechtigheid over kindskinderen, over hen die zijn verbond onderhouden, en aan zijn bevelen denken om die te doen” (Psalm 103:17, 18).

Kort voor zijn dood schreef Petrus twee herinneringsbrieven: “Daarom zal het steeds mijn voornemen zijn u hieraan te herinneren, hoewel gij het weet en in de waarheid, die bij u is, versterkt zijt. Ik acht het mijn plicht, zolang ik in deze tent ben, u door herinnering wakker te houden, want ik weet, dat het afleggen van mijn tent spoedig komt, zoals ook onze Here Jezus Christus mij heeft doen weten. Maar ik zal mij beijveren, dat gij ook na mijn heengaan telkens weer aan deze dingen kunt denken” (2 Petrus 1:12 t/m 15). “Dit is reeds de tweede brief, geliefden, die ik u schrijf; in beide tracht ik uw zuiver besef door herinnering wakker te houden, om aan de woorden te denken, die door de heilige profeten tevoren gesproken zijn, en aan het gebod uwer apostelen van de Here en Heiland” (2 Petrus 3:1, 2).

Ook Judas schreef iets in die zin: “Gij echter, geliefden, herinnert u de woorden, die vóór dezen gesproken zijn door de apostelen van onze Here Jezus Christus” (Judas 17).

Paulus vermaande de oudsten van de gemeente te Efeze zich de woorden van de Here Jezus te herinneren (Handelingen 20:35) en in zijn brief aan de Romeinen schreef hij: “Toch heb ik u hier en daar bij wijze van herinnering ietwat vrijmoedig geschreven, krachtens de mij van God geschonken genade” (Romeinen 15:15).


Hoe kunnen wij Gods woord in ons geheugen vastleggen?

De woorden van Christus en Zijn apostelen kunnen wij ons herinneren alleen nadat wij ze echt geleerd hebben door ze een voldoende aantal keren gelezen te hebben. Wanneer wij de Schrift herhaaldelijk lezen, wordt ons geheugen opgefrist en Gods woord vindt een bestendige woonplaats in ons hart.

Ik waarschuw studenten, die hun leerstof bestuderen alleen totdat ze die amper kennen, dat ze die nog steeds bijna niet kennen, en dat hun oppervlakkige kennis de volgende dag misschien al verdwenen zal zijn!

Met het voorbijgaan van de tijd vervaagt ons geheugen indien wij het niet opfrissen. Iets dat men moet onthouden, moet zodanig goed geleerd zijn dat zelfs wanneer het geheugen vervaagt, de kennis blijft.

Wij moeten Gods woord herhaaldelijk lezen totdat wij het onthouden, totdat het een deel van ons wordt, totdat het in ons woont: “Het woord van Christus wone rijkelijk in u” (Kolossenzen 3:16).


De opstanding van Christus moeten wij gedenken.

Paulus zegt dat wij de opstanding (die het middelpunt van het Christelijk geloof is) moeten gedenken: “Gedenk, dat Jezus Christus uit de doden is opgewekt” (2 Timoteüs 2:8). Op de eerste dag van de week komen wij samen om brood te breken omdat Jezus zei: “Dit is mijn lichaam, dat voor u gegeven wordt; doet dit tot mijn gedachtenis” (Lucas 22:19).

Wij gedenken onze Schepper, Zijn woord en de opstanding van Christus.


Wat moeten wij vergeten?

Paulus zegt: “Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus” (Filippenzen 3:13, 14).

Verschillende elementen van deze tekst zullen wij bespreken.

Ons doel ligt vóór ons, niet achter ons. Wat achter ons ligt, moeten wij daarom vergeten, om dat doel te bereiken. Wereldse zaken, overwinningen in het verleden, alsook nederlagen in het verleden, moeten wij vergeten.


Ons vroeger leven in de wereld moeten wij vergeten.

Jezus zei: “Niemand, die de hand aan de ploeg slaat en ziet naar hetgeen achter hem ligt, is geschikt voor het Koninkrijk Gods” (Lucas 9:62). Men kan geen rechte voren ploegen terwijl men achteromkijkt!

“Denkt aan de vrouw van Lot!” (Lucas 17:32). God heeft haar een kans gegeven om aan de ondergang van Sodom te ontsnappen, maar zij was ongehoorzaam en keek om.

In de woestijn hebben de Israëlieten de verschrikkelijke pijnen van de slavernij vergeten en zij verlangden naar de vleespotten waarvan zij in Egypte hadden genoten (Exodus 16:3).

Christenen vergeten soms de slavernij van hun vroeger leven, en verlangen terug naar wereldse vermaken.


Overwinningen in het verleden moeten wij vergeten.

Op onze lauweren mogen wij niet rusten.

Zoals Paulus, moeten wij ons uitstrekken naar hetgeen vóór ons ligt, jagen naar het doel. Ons uitstrekken betekent dat wij voor iets streven dat wij nog niet bereikt hebben. Een doel is iets waarnaar wij werken, een eindpunt dat aan onze activiteiten richting en zin geeft.

Om ons doel te bereiken in de christelijke marathon moeten wij met Gods hulp en door Zijn genade de eindstreep halen. Iedereen in deze wedloop die tot de dood getrouw blijft, wint goud, of hij nu de eerste of de laatste is (Openbaring 2:10; Matteüs 19:30).

Ongeacht hoe goed wij in het verleden gelopen hebben, moeten wij de race voltooien om de prijs te ontvangen. En soms is het laatste stuk van de renbaan het moeilijkste deel.

In 1971 werd een beloftevol, jonge Belgische wielrenner gedood, blijkbaar wegens zijn gewoonte van dikwijls achterwaarts te kijken om te zien hoe veel voorsprong hij had. Hij had een goede voorsprong, maar terwijl hij in een smalle weg terugkeek, botste hij frontaal met een auto.

Wij mogen niet terugkijken om te zien of wij op anderen een voorsprong hebben. Dan vergeten wij misschien hoe ver achter Christus wij zijn.

Paulus zei: “Want wij durven ons niet tellen onder of stellen naast sommigen van hen, die zichzelf aanprijzen. Maar zij meten zich af naar en vergelijken zich met zichzelf, zonder het zelf te begrijpen” (2 Korintiërs 10:12).


Nederlagen in het verleden moeten wij vergeten.

Al hebben wij in het verleden gestruikeld, mogen wij onze vooruitgang niet belemmeren door steeds achteruit te kijken.

God is bereid de zonden van zijn heiligen te vergeten: “Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken” (Hebreeën 8:12), “Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus Jezus” (Romeinen 3:23, 24). Laten wij ons uitstrekken naar het doel dat vóór ons ligt en de race voltooien. Iedere dag is een gelegenheid voor een nieuw begin.

Moeilijkheden kunnen wij met Gods hulp overwinnen. Toen Gods volk de Schelf zee voor zich had en het naderende leger van Farao achter zich, zei God aan Mozes dat het volk moest opbreken en verder gaan (Exodus 14:15).


En wat is het doel dat voor ons ligt?

“De prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus.”

Die roeping is van boven. In deze race is het hele parcours bergop. Wij worden door God geroepen om gelijk Christus te worden, want Hij heeft ons “bestemd tot gelijkvormigheid aan het beeld zijns Zoons” (Romeinen 8:29), en dat is zeker opwaarts. Wij zijn “deelgenoten der hemelse roeping” (Hebreeën 3:1). Wij strekken ons uit naar hetgeen vóór ons ligt, omdat wij nog een heel eind moeten afleggen.

De prijs is “de krans der rechtvaardigheid” (2 Timoteüs 4:8), “de kroon des levens” (Openbaring 2:10), “de onverwelkelijke krans der heerlijkheid” (1 Petrus 5:4).

God leert ons de juiste dingen gedenken en vergeten.

Laten wij onze Schepper, Zijn woord en de opstanding van Christus gedenken, alsook de woorden van Paulus: “Broeders, ik voor mij acht niet, dat ik het reeds gegrepen heb, maar één ding (doe ik): vergetende hetgeen achter mij ligt en mij uitstrekkende naar hetgeen vóór mij ligt, jaag ik naar het doel, om de prijs der roeping Gods, die van boven is, in Christus Jezus” (Filippenzen 3:13, 14). Amen.
Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)