Wij staan in het evangelie van onze redding.
Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u
verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook
staat, waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó
vasthoudt, als ik het u verkondigd heb, tenzij gij tevergeefs tot
geloof zoudt gekomen zijn (1 Korintiërs 15:1, 2).
De basishouding van gemeenten van Christus is dat
gelovigen aan menselijke denominaties niet mogen deelnemen,
maar God in plaatselijke vergaderingen van de gemeente die
Jezus heeft gebouwd, moeten dienen, uitsluitend door het
woord van God geleid.
Om een gemeente van Christus te zijn, moeten wij in het
evangelie staan: wij moeten het evangelie van Christus
geloven, gehoorzamen en prediken, want het evangelie is Gods kracht
tot behoud voor een ieder die gelooft (Romeinen
1:16).
Een ieder die een ander evangelie predikt, is vervloekt
(Galaten 1:6-9).
Toen de gemeente werd opgericht, voegde de Here
dagelijks mensen die zalig werden aan de gemeente toe
(Handelingen 2:47 HSV). Per definitie bestaat de gemeente uit
de mensen die gered zijn. Om vandaag dezelfde gemeente te
zijn, moeten wij degenen die gered zijn correct kunnen
identificeren.
Uit de Schriften leren wij dat Gods plan van verlossing
omvat het probleem van de verloren toestand van de mens
wegens zonde, Gods aanbod van redding uit genade, en de
aanvaarding daarvan door het geloof. Verlossing wordt door
God als een geschenk aangeboden, voor aanvaarding of
afwijzing.
Onze zonden scheiden ons van God (Jesaja 59:2). Wij
zijn allen onder de zonde (Romeinen 3:9), want allen
hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods (Romeinen
3:23). Johannes schrijft: Indien wij zeggen, dat wij geen
zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons
niet (1 Johannes 1:8).
En wat zijn de gevolgen van de zonde? Want het loon,
dat de zonde geeft, is de dood (Romeinen 6:23).
De voorgaande citaten, waaruit de behoefte van de mens
aan verlossing blijkt, zijn fragmenten uit passages die Gods
oplossing verklaren!
Omdat wij ons niet kunnen redden door het onderhouden
van de wet, heeft God gerechtigheid beschikbaar gesteld aan
allen die geloven. Want er is geen onderscheid. Want allen
hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods, en worden om
niet gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus
Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof,
in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden,
die tevoren onder de verdraagzaamheid Gods gepleegd waren, had
laten geworden – om zijn rechtvaardigheid te tonen, in de
tegenwoordige tijd, zodat Hijzelf rechtvaardig is, ook als Hij hem
rechtvaardigt, die uit het geloof in Jezus is
(Romeinen 3:22-26).
God is rechtvaardig. Hij kan niet toestaan dat de zonde
ongestraft blijft. Omdat Hij ons liefheeft, zond Hij Zijn Zoon om
de straf voor onze zonden te dragen, zodat wij gered kunnen
worden.
Omdat Hij rechtvaardig is, wordt deze verlossing aan
iedereen aangeboden. Op basis van een levend, gehoorzaam
geloof kan iedereen gerechtvaardigd worden.
Indien wij in het licht wandelen, gelijk Hij in het licht is,
hebben wij gemeenschap met elkander; en het bloed van
Jezus, zijn Zoon, reinigt ons van alle zonde. Indien wij zeggen,
dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de
waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij is
getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en
ons te reinigen van alle ongerechtigheid (1 Johannes 1:7 t/m
9). God reinigt ons door het bloed van Christus op
voorwaarde dat wij onze zonden belijden en in het licht
wandelen.
Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood,
maar de genade, die God schenkt, is het eeuwige leven in
Christus Jezus, onze Here (Romeinen 6:23). Want de Zoon
des mensen is gekomen om het verlorene te zoeken en te
redden (Lucas 19:10).
Door het offer van Zijn Zoon biedt God een middel tot
redding aan. Dit is de ware genade Gods; daarin moet gij
vaststaan (1 Petrus 5:12).
Er is brede overeenstemming in het christendom dat de
mens verloren is en dat gelovigen alleen door Gods genade
gered kunnen worden.
Er is echter veel verwarring met betrekking tot het
vereiste respons van de mens. Aangezien God geen God van
wanorde is (1 Korintiërs 14:33), komt deze verwarring niet
door een gebrek aan duidelijkheid in Zijn woord.
Toen Paulus over de reddende kracht van het evangelie
sprak, werd een voorwaarde gesteld, waardoor gij ook
behouden wordt, indien gij het zó vasthoudt, als ik het u
verkondigd heb (1 Korintiërs 15:2).
Om een gemeente van Christus te zijn, moeten wij
hetzelfde evangelie verkondigen dat door de apostelen werd
verkondigd. Om gered te worden, moeten wij dat evangelie
geloven en gehoorzamen op dezelfde manier als het werd
geloofd en gehoorzaamd door zij die gered werden en die
aan de gemeente werden toegevoegd door de Heer op de
Pinksterdag (Handelingen 2:47).
De reactie die God van de mens vraagt, is duidelijk
gedefinieerd in het Nieuwe Testament, en voorbeelden van
bekering worden in het Boek Handelingen gegeven.
Paulus schrijft: Maar niet allen hebben aan het evangelie
gehoor gegeven (Romeinen 10:16). Wanneer Christus
terugkeert, zal het zijn in vlammend vuur, als Hij straf oefent
over hen, die God niet kennen en het evangelie van onze Here
Jezus niet gehoorzamen (2 Tessalonicenzen 1:8). Want het is
nu de tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij
ons begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam
blijven aan het evangelie Gods? (1 Petrus 4:17).
Hoe gehoorzamen wij het evangelie?
Wij moeten geloven.
Door Christus hebben wij de toegang verkregen in het geloof tot deze genade, waarin wij staan (Romeinen 5:2).
Wij moeten in God geloven. Zonder geloof is het
onmogelijk (Hem) welgevallig te zijn. Want wie tot God komt,
moet geloven, dat Hij bestaat en een beloner is voor wie Hem
ernstig zoeken (Hebreeën 11:6).
Wij moeten God geloven. Veel mensen die in God geloven,
geloven God niet! Zij verwerpen delen van Zijn woord. Wie
God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, omdat
hij niet geloofd heeft in het getuigenis, dat God getuigd heeft
van zijn Zoon (1 Johannes 5:10).
Wij moeten in Christus geloven. Wij moeten geloven dat
Jezus de Christus is, de Zoon van God (Johannes 11:27) en
dat God Hem uit de dood heeft opgewekt (Romeinen 10:9).
Wij moeten ons bekeren. Jezus zei: Bekeert u en gelooft
het evangelie (Marcus 1:15); Als gij u niet bekeert, zult gij
allen evenzo omkomen (Lucas 13:3). Petrus predikte: Komt
dan tot berouw en bekering, opdat uw zonden uitgedelgd
worden (Handelingen 3:19). Paulus predikte: God dan
verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid,
heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten
komen (Handelingen 17:30).
Bekering is wroeging voor zondig gedrag uit het verleden,
vergezeld van een vastberadenheid om zich van de zonde af te
keren en God te dienen.
Wij moeten Christus belijden. Het geloof moet beleden
worden: Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en
met de mond belijdt men tot behoudenis (Romeinen 10:10).
Paulus zei tegen Timoteüs: Strijd de goede strijd des geloofs,
grijp het eeuwige leven, waartoe gij geroepen zijt en de goede
belijdenis afgelegd hebt voor vele getuigen (1 Timoteüs 6:12).
Wij moeten gedoopt worden. Paulus schreef: Of weet gij
niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn
dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de
doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt
is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des
levens zouden wandelen (Romeinen 6:3, 4).
De doop tot vergeving van zonden werd gepredikt toen de
gemeente werd opgericht: En Petrus antwoordde hun: Bekeert
u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus
Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des
heiligen Geestes ontvangen (Handelingen 2:38). Zij dan, die
zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag
werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd (Handelingen
2:41). "En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die
behouden werden" (Handelingen 2:47).
Aldus worden zij die het evangelie geloven en
gehoorzamen gered en door de Heer aan de gemeente
toegevoegd.
Zij moeten geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van
God en dat Hij uit de dood is opgestaan. Zij moeten berouw
hebben voor hun zonden en hun geloof in Christus belijden. Om
deel te hebben aan Zijn verlossende offer, moeten zij gedoopt
worden in de dood van Christus opdat zij zouden opstaan om in
nieuwheid des levens te wandelen.
Ik maak u bekend, broeders, het evangelie, dat ik u
verkondigd heb, dat gij ook ontvangen hebt, waarin gij ook
staat, waardoor gij ook behouden wordt, indien gij het zó
vasthoudt, als ik het u verkondigd heb (1 Korintiërs 15:1, 2).
Wij staan in het evangelie van onze redding!
Per definitie gelooft, gehoorzaamt en predikt de gemeente
van Christus vandaag hetzelfde evangelie dat door de
gemeente in het Nieuwe Testament werd gepredikt,
gehoorzaamd en geloofd.
Amen.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).
Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)