“Zo zal dan ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God” (Romeinen 14:12).

Ik ben verantwoordelijk tegenover God voor mijn gedrag. U bent verantwoordelijk tegenover God voor uw gedrag. “Want wij moeten allen voor de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat ieder vergelding ontvangt voor wat hij door middel van zijn lichaam gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad” (2 Korintiërs 5:10).

Omdat wij in staat zijn om te kiezen, zijn wij verantwoordelijk voor de keuzes die wij maken. Mannen en vrouwen zijn verantwoordelijk voor wat zij doen: “Zij zullen rekenschap moeten afleggen aan Hem Die gereedstaat om de levenden en de doden te oordelen” (1 Petrus 4:5). God vroeg aan Eva: “Wat hebt u daar gedaan?” (Genesis 3:13).

Wij zijn individueel aansprakelijk.

“Zo zal dan ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God” (Romeinen 14:12).

Wij mogen niemand anders de schuld geven van wat wij hebben gedaan, zoals Adam en Eva probeerden te doen. God doorbrak hun excuses en behandelde ieder van hen afzonderlijk.

God kent de omvang van onze verantwoordelijkheid: “En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, maar alles ligt naakt en ontbloot voor de ogen van Hem aan Wie wij rekenschap hebben af te leggen” (Hebreeën 4:13).

Augustinus van Hippo en Johannes Calvijn gaven Adam de schuld van hun zonden. De valse leer van de erfzonde is door een groot deel van de christenheid aangenomen.

Gods woord leert echter dat ieder voor eigen zonden aansprakelijk is: “De mens die zondigt, díe zal sterven. De zoon zal de ongerechtigheid van de vader niet dragen, en de vader zal de ongerechtigheid van de zoon niet dragen. De gerechtigheid van de rechtvaardige zal op hemzelf zijn, en de goddeloosheid van de goddeloze zal op hemzelf zijn” (Ezechiël 18:20).

“Zo zal dan ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God” (Romeinen 14:12).

Ouderlingen zijn aansprakelijk voor hoe zij de kudde weiden.

“Gehoorzaam uw voorgangers en wees hun onderdanig, want zij waken over uw zielen omdat zij rekenschap moeten afleggen” (Hebreeën 13:17).

Wij zijn aansprakelijk voor wat wij zeggen.

“Maar Ik zeg u dat de mensen van elk nutteloos woord dat zij zullen spreken, rekenschap moeten geven op de dag van het oordeel. Want op grond van uw woorden zult u rechtvaardig verklaard worden, en op grond van uw woorden zult u veroordeeld worden” (Matteüs 12:36, 37).

Wij moeten het belang van wat wij zeggen niet onderschatten. God hoort elk woord. “Wees niet te snel met uw mond, en laat uw hart zich niet haasten een woord te uiten voor het aangezicht van God. Want God is in de hemel en u bent op de aarde. Laat daarom uw woorden weinig in aantal zijn” (Prediker 5:1).

Gods naam moet met de grootste eerbied en respect gebruikt worden. “U zult de Naam van de HEER, uw God, niet ijdel gebruiken, want de HEER zal niet voor onschuldig houden wie Zijn Naam ijdel gebruikt” (Exodus 20:7). Namen voor God en Jezus mogen niet als krachttermen gebruikt worden. Het is eveneens verboden Gods naam op een frivole of betekenisloze manier te gebruiken. Wanneer mensen Gods naam op een ijdele manier gebruiken, tonen zij een gebrek aan eerbied voor God in hun hart.

Maar wij worden ook door onze woorden gerechtvaardigd. Jezus beloofde: “Ieder die Mij belijden zal voor de mensen, die zal ook de Zoon des mensen belijden voor de engelen van God” (Lucas 12:8). En Paulus zei: “Want met het hart gelooft men tot gerechtigheid en met de mond belijdt men tot zaligheid” (Romeinen 10:10).

Moge ons “woord altijd aangenaam zijn, met zout smakelijk gemaakt” (Kolossenzen 4:6).

Wij zijn aansprakelijk voor hoe wij de middelen gebruiken die God ons toevertrouwt.

Onze beschikbare tijd moeten wij goed benutten (Kolossenzen 4:5).

Rentmeesterschap houdt verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid in. “Na lange tijd kwam de heer van die dienaren terug en hield afrekening met hen” (Mattheüs 25:19).

In de gelijkenis van de talenten leert Jezus dat wij iets moeten opbrengen met de middelen die God ons toevertrouwt.

“Want het is als iemand die naar het buitenland ging, zijn eigen dienaren bij zich riep en hun zijn bezittingen toevertrouwde. En aan de één gaf hij vijf talenten, aan de ander twee en aan de derde één, ieder naar zijn bekwaamheid, en hij reisde meteen weg” (Matteüs 25:14, 15).

Al onze middelen zijn eigenlijk van God. Hij zei tegen Israël: “Al de wilde dieren in het woud zijn van Mij, de dieren op duizend bergen” (Psalm 50:10). Aangezien al onze middelen van God komen, zijn wij aan Hem verantwoording verschuldigd voor hoe wij ze gebruiken.

“Hij die de vijf talenten ontvangen had, ging weg en handelde daarmee en hij verdiende vijf andere talenten erbij. Evenzo verdiende degene die de twee talenten ontvangen had, er nog twee bij” (Mattheüs 25:16, 17).

Het Griekse woord hier voor dienaren betekent eigenlijk slaaf. De meester vertrouwde zijn goederen toe aan zijn eigen slaven. Niet alleen was het geld niet van hen, maar zijzelf waren ook eigendom van hun meester.

Zij waren niet onder toezicht. Hun meester was op reis. Zij hadden kunnen denken: “Waarom moeite doen? Dit geld is toch niet van ons.” Maar zij waren “goede en trouwe dienaren” en dreven handel met het geld van hun meester, en verdubbelden het!

“Maar hij die het ene ontvangen had, ging weg en groef een gat in de grond en verborg het geld van zijn heer” (Mattheüs 25:18).

Verbazingwekkend genoeg zeggen sommige mensen: “Je kunt niet veel van mij verwachten. Ik ben maar een één-talent man!” De boodschap van de gelijkenis hebben zij duidelijk gemist! En trouwens, één talent zilver zou vandaag de dag meer dan 20.000 euro waard zijn! Dus zelfs de één-talent man werd een groot geldbedrag toevertrouwd!

“Na lange tijd kwam de heer van die dienaren terug en hield afrekening met hen” (Mattheüs 25:19).

De tijd komt dat ook wij rekenschap moeten afleggen voor hoe wij de middelen hebben gebruikt die God ons heeft toevertrouwd.

De eerste twee dienaren meldden zich met enthousiasme aan bij hun heer.

“En degene die de vijf talenten ontvangen had, kwam en bracht nog vijf talenten bij hem, en hij zei: Heer, vijf talenten hebt u mij gegeven; zie, nog vijf talenten heb ik aan winst gemaakt. Zijn heer zei tegen hem: Goed gedaan, goede en trouwe dienaar, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer. En degene die de twee talenten ontvangen had, kwam ook naar hem toe en zei: Heer, twee talenten hebt u mij gegeven, zie, twee andere talenten heb ik aan winst gemaakt. Zijn heer zei tegen hem: Goed gedaan, goede en trouwe dienaar, over weinig bent u trouw geweest, over veel zal ik u aanstellen; ga in, in de vreugde van uw heer” (Mattheüs 25:20 t/m 23).

Hieruit leren wij verschillende dingen. De meester was tevreden dat de dienaren winst maakten in overeenstemming met hun bekwaamheid. Het daadwerkelijke bedrag was niet belangrijk. Hoewel zij slaven waren, beloofde de meester hen, omdat zij hun trouw hadden bewezen, over veel dingen te stellen. In een soortgelijke gelijkenis in Lucas 19 maakt de meester zijn trouwe dienaren heersers over steden.

De uitspraak, “Ga in, in de vreugde van uw heer” betekent dat de dienaar gezegend zal worden omdat hij zijn meester heeft behaagd. De geestelijke toepassing is dat de beloning voor trouwe dienst aan God, eeuwige vreugde en gemeenschap met Hem in de hemel is.

“Maar hij die het ene talent ontvangen had, kwam ook en zei: Heer, ik wist dat u een streng man bent, omdat u maait waar u niet gezaaid hebt, en inzamelt van de plaats waar u niet gestrooid hebt. En ik ben bevreesd weggegaan en heb uw talent verborgen in de grond; zie, hier hebt u het uwe” (Mattheüs 25:24, 25).

“Maar zijn heer antwoordde en zei tegen hem: Slechte en luie dienaar, u wist dat ik maai waar ik niet gezaaid heb en van de plaats inzamel waar ik niet gestrooid heb. Dan had u mijn geld aan de bankiers moeten geven, en ik zou bij mijn komst het mijne met rente teruggekregen hebben. Neem daarom het talent van hem af en geef het aan hem die de tien talenten heeft. Want ieder die heeft, aan hem zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van hem die niet heeft, van hem zal afgenomen worden ook wat hij heeft. En werp de onnutte dienaar uit in de buitenste duisternis; daar zal gejammer zijn en tandengeknars” (Mattheüs 25:26 t/m 30).

Wij leren verschillende dingen over deze man. Hij had duidelijk een slechte houding tegenover zijn meester. Hij was bang, maar angst was niet zijn grootste probleem. Zijn meester noemt hem “slecht en lui” en zegt hem dat het minste wat hij had kunnen doen, zou zijn om het geld ergens te plaatsen waar het rente zou opleveren.

Wij moeten verantwoording afleggen aan God over hoe wij de middelen gebruiken die Hij ons toevertrouwt. Gods verwachtingen zijn niet onredelijk. Hij geeft ons verantwoordelijkheid alleen in overeenstemming met onze bekwaamheid. Hij verwacht dat wij goede en trouwe dienaren zijn, niet slecht en lui.

Als wij trouw zijn, zal Hij ons zeggen: “Goed gedaan!” en mogen wij de vreugde van onze Heer binnengaan!

Vele jaren geleden vroeg een broeder mij of het niet tegenstrijdig is dat God ons oordeelt naar onze daden terwijl wij door genade gered zijn. Ik vertelde hem dat hoe wij op Gods genade reageren deel uitmaakt van onze daden!

Paulus zegt dat het afhangt van wat wij zoeken. God “Die ieder vergelden zal naar zijn werken, namelijk hun die met volharding het goede doen en heerlijkheid, eer en onvergankelijkheid zoeken: het eeuwige leven. Hun echter die twistziek zijn en ongehoorzaam aan de waarheid, maar gehoorzaam aan de ongerechtigheid, zal gramschap en toorn vergolden worden” (Romeinen 2:6-8).

Wat hebben wij geleerd?

“Elk van ons zal voor zichzelf rekenschap geven aan God” (Romeinen 14:12). Wij zijn individueel aansprakelijk. Oudsten zijn aansprakelijk voor hoe zij de kudde hoeden. Wij zijn aansprakelijk voor elk woord dat wij spreken. Wij moeten rekenschap geven van hoe wij de middelen gebruiken die God ons geeft.

Door Zijn wonderbaarlijke genade geeft God eeuwig leven aan Zijn trouwe dienaren die volharden in het goede doen terwijl zij streven naar heerlijkheid, eer en onsterfelijkheid. Amen.
Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap.

Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)