Bouw op de Rots

Wordt u "op en neder, heen en weder geslingerd onder invloed van allerlei wind van leer" (Efeziërs 4:14)? Of hebt u "diep gegraven en het fundament op de rots gelegd" (Lucas 6:48)? Het begrip van een stevige fundering vinden wij zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament.

God is de Rots van ons heil.

Onze God is "de Rots, wiens werk volkomen is, omdat al zijn wegen recht zijn; een God van trouw, zonder onrecht, rechtvaardig en waarachtig is Hij" (Deuteronomium 32:4).

De moeder van Samuël heeft gebeden: "Er is niemand heilig gelijk de HERE, want niemand is er buiten U, en er is geen rots gelijk onze God" (1 Samuël 2:2).

David schreef: "O, HERE, mijn steenrots, mijn vesting en mijn bevrijder, mijn God, de Rots, bij wie ik schuil" (2 Samuël 22:2,3). "Gods weg is volmaakt; des HEREN woord is zuiver. Hij is een schild voor allen die bij Hem schuilen. Want wie is God behalve de HERE, wie is een rots buiten onze God?" (2 Samuël 22:31,32). "De HERE leeft. Geprezen zij mijn Rots, en verhoogd zij de God mijns heils" (2 Samuël 22:47 // Psalm 18).

"Waarlijk, mijn ziel keert zich stil tot God, van Hem is mijn heil; waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet te zeer wankelen" (Psalm 62:2,3). "Waarlijk, mijn ziel, keer u stil tot God, want van Hem is mijn verwachting; waarlijk, Hij is mijn rots en mijn heil, mijn burcht, ik zal niet wankelen. Op God rust mijn heil en mijn eer, mijn sterke rots, mijn schuilplaats is in God" (Psalm 62: 6 t/m 8).

Christus was de geestelijke Rots waarvan Israël dronk in de woestijn; dit zegt Paulus in 1 Korintiërs 10:4.

God is de Rots van ons heil. Toch waren er velen die niet op de Rots bouwden, zelfs onder Gods volk: "Toen werd *Jesurun vet, en sloeg achteruit -- vet werd gij, dik en vet gemest -- en hij verwierp God, die hem gemaakt had, hij minachtte de Rots van zijn heil" (Deuteronomium 32:15 *'De gelukkige' - een poëtische naam voor Israël). "De Rots, die u verwekt heeft, hebt gij veronachtzaamd en vergeten de God, die u heeft voortgebracht" (Deuteronomium 32:18).

Bouwen wij voor ons eigen of voor God?

Te Babel bouwden zij voor zichzelf: "Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot de hemel reikt, en laten wij ons een naam maken" (Genesis 11:4). Zij waren egocentrisch: "Laten wij ons een stad bouwen" ... "laten wij ons een naam maken". Zij bouwden voor zichzelf en hielden geen rekening met de wil van God. Een grote vergissing want, "Als de HERE het huis niet bouwt, tevergeefs zwoegen de bouwlieden daaraan" (Psalm 127:1).

Abraham erkende God als bouwheer. Hij "verwachtte de stad met fundamenten, waarvan God de ontwerper en bouwmeester is" (Hebreeën 11:10).

De stad die Abraham zocht, is niet op aarde te vinden: "Zij hebben beleden, dat zij vreemdelingen en bijwoners waren op aarde. Want wie zulke dingen zeggen, geven te kennen, dat zij een vaderland zoeken. En als zij gedachtig geweest waren aan het vaderland, dat zij verlaten hadden, zouden zij gelegenheid gehad hebben terug te keren; maar nu verlangen zij naar een beter, dat is een hemels, vaderland. Daarom schaamt God Zich voor hen niet hun God te heten, want Hij had hun een stad bereid" (Hebreeën 11:13 t/m 16).

Voor God bouwen is voor de eeuwigheid bouwen.

Jezus bouwt Zijn gemeente op de Rots.

Eens vroeg Jezus aan Zijn discipelen, "Maar gij, wie zegt gij, dat Ik ben? Simon Petrus antwoordde en zeide: Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God! Jezus antwoordde en zeide: Zalig zijt gij, Simon Barjona, want vlees en bloed heeft u dat niet geopenbaard, maar mijn Vader, die in de hemelen is. En Ik zeg u, dat gij Petrus zijt, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen'' (Matteüs 16:15 t/m 18).

Jezus heeft "de sleutels van de dood en het dodenrijk" (Openbaring 1:18). Hij bouwt een gemeente met een stevig fundament, een gemeente die zelfs de dood trotseert.

Jezus is het fundament.

Jerusalem op de berg Sion was een aardse voorstelling van die hemelse stad die Abraham zocht. In de dagen van Jesaja hadden de leiders van Jerusalem Gods woord verworpen in ruil voor een verbond met de dood. De stad was ten dode opgeschreven. Maar God beloofde iets beters voor het trouwe overblijfsel van Zijn volk: ''Zie, Ik leg in Sion een steen ten grondslag, een beproefde steen, een kostbare hoeksteen van een vaste grondslag'' (Jesaja 28:16).

Jezus is deze 'steen ten grondslag' in Sion, alsook de 'hoeksteen van een vaste grondslag'.

Paulus zegt dat er geen ander fundament kan zijn: "Naar de genade Gods, die mij gegeven is, heb ik als een kundig bouwmeester het fundament gelegd, waarop een ander voortbouwt. Maar ieder zie wel toe, hoe hij daarop bouwt. Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen" (1 Korintiërs 3:10,11).

Christus is het fundament van Zijn gemeente.

Tegenwoordig zijn er allerlei traditionele kerken en godsdienstige groeperingen die zich christelijk noemen, maar die een fundament hebben anders dan Christus.

Wat zei Jezus van een gelijkaardige toestand onder de Joden in Zijn tijd? Ook zij waren in allerlei partijen verdeeld. Jesus negeerde hun tradities en veroordeelde de partijaanhangers. "Toen kwamen zijn discipelen en zeiden tot Hem: Weet Gij, dat de Farizeeën, toen zij dit woord hoorden, er aanstoot aan namen? Hij antwoordde hun en zeide: Elke plant, die mijn hemelse Vader niet geplant heeft, zal uitgeroeid worden. Laat hen gaan, blinden zijn zij, die blinden leiden. Indien een blinde een blinde leidt, zullen zij beiden in een put vallen'' (Matteüs 15:12 t/m 14).

Indien de kerk of godsdienstige groepering waarvan u lid bent op iets of iemand behalve Christus gebouwd is, wordt u blindelings door blinden naar de afgrond geleid.

Christus is het enige fundament. Wij moeten ons vertrouwen in Hem stellen: "gelijk geschreven staat: Zie, Ik leg in Sion een steen des aanstoots en een rots der ergernis, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen" (Romeinen 9:33).

Christus is het fundament. Hij wordt ook de hoeksteen genoemd: ''Daarom staat er in een schriftwoord: Zie, Ik leg in Sion een uitverkoren en kostbare hoeksteen, en wie op hem zijn geloof bouwt, zal niet beschaamd uitkomen. U dan, die gelooft, geldt dit kostbare, maar voor de ongelovigen geldt: De steen, die de bouwlieden afgekeurd hadden, die is geworden tot een hoeksteen en een steen des aanstoots en een rots der ergernis, voor hen, die zich daaraan, in hun ongehoorzaamheid aan het woord, stoten, waartoe zij ook bestemd zijn'' (1 Petrus 2:6 t/m 8).

Let op wat bepaalt of Christus voor u de hoeksteen of een struikelblok is: u gelooft of u bent ongehoorzaam aan het woord.

Met Jezus als hoeksteen zijn de geïnspireerde apostelen ook in het fundament. "Zo zijt gij dan geen vreemdelingen en bijwoners meer, maar medeburgers der heiligen en huisgenoten Gods, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, terwijl Christus Jezus zelf de hoeksteen is. In Hem wast elk bouwwerk, goed ineensluitend, op tot een tempel, heilig in de Here, in wie ook gij mede gebouwd wordt tot een woonstede Gods in de Geest" (Efeziërs 2:19 t/m 22).

De apostelen en profeten zijn in het fundment omdat zij met de hoeksteen verbonden zijn. Na Zijn hemelvaart stuurde Jezus de Heilige Geest om hen alles te leren (Johannes 14:26) en om hen de weg te wijzen 'tot de volle waarheid' (Johannes 16:12,13). Het onderricht van de apostelen is het onderricht van Christus via goddelijke inspiratie.

Daarom lezen wij over Sion in Openbaring 21:14, "En de muur der stad had twaalf fundamenten en daarop de twaalf namen van de twaalf apostelen des Lams."

Wat wil dat zeggen: op de Rots bouwen?

Een aanwijzing hebben wij al in de tekst waar staat dat Christus een struikelblok is voor wie het woord niet gehoorzaamt.

Jezus zegt hoe wij op de Rots kunnen bouwen.

"Wat noemt gij Mij Here, Here, en doet niet wat Ik zeg? Een ieder, die tot Mij komt en mijn woorden hoort en ze doet, Ik zal u tonen aan wie hij gelijk is. Hij is gelijk aan iemand, die bij het bouwen van een huis diep gegraven en het fundament op de rots gelegd heeft. Toen een watervloed kwam en de stroom tegen dat huis aansloeg, kon hij het niet aan het wankelen brengen, omdat het goed gebouwd was. Doch wie hoort en het niet doet, is gelijk aan iemand, die een huis op de grond bouwt zonder fundament. Toen de stroom daar tegenaan sloeg, stortte het terstond in en het huis werd een grote bouwval" (Lucas 6:46 t/m 49).

Op de Rots bouwen betekent doen wat Jezus zegt.

"Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil mijns Vaders, die in de hemelen is. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan? En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers der wetteloosheid. Een ieder nu, die deze mijn woorden hoort en ze doet, zal gelijken op een verstandig man, die zijn huis bouwde op de rots. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en stortten zich op dat huis, en het viel niet in, want het was op de rots gegrondvest. En een ieder, die deze mijn woorden hoort en ze niet doet, zal gelijken op een dwaas man, die zijn huis bouwde op het zand. En de regen viel neer en de stromen kwamen en de winden waaiden en sloegen tegen dat huis, en het viel in, en zijn val was groot" (Matteüs 7:21 t/m 27).

Bouwen wij op de Rots of op het zand? In hoeverre zijn wij echt gehoorzaam aan Christus en Zijn apostelen? "Want wie hoorder is van het woord en niet dader, die gelijkt op een man, die het gelaat, waarmede hij geboren is, in een spiegel beschouwt; want hij heeft zich beschouwd, is heengegaan en heeft terstond vergeten, hoe hij er uitzag. Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die der vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen" (Jakobus 1:23 t/m 25).

Christen-zijn betekent zich voortdurend verbeteren naar het voorbeeld van Christus, naar het woord van God. "En wij allen, die met een aangezicht, waarop geen bedekking meer is, de heerlijkheid des Heren weerspiegelen, veranderen naar hetzelfde beeld van heerlijkheid tot heerlijkheid, immers door de Here, die Geest is" (2 Korintiërs 3:18). "Bewaart uzelf in de liefde Gods, door uzelf op te bouwen in uw allerheiligst geloof" (Judas 20).

Paulus waarschuwt: "Maar vermijd de onheilige, holle klanken; want zij zullen de goddeloosheid nog verder drijven, en hun woord zal voortwoekeren als de kanker. Tot hen behoren Hymeneus en Filetus, die uit het spoor der waarheid geraakt zijn met hun bewering, dat de opstanding reeds heeft plaatsgehad, waardoor zij het geloof van sommigen afbreken. En toch staat ongeschokt het hechte fundament Gods met dit merk: De Here kent de zijnen, en: Een ieder, die de naam des Heren noemt, breke met de ongerechtigheid" (2 Timoteüs 2:16 t/m 19).

Jezus bouwt Zijn gemeente op de Rots. Gods fundament staat vast.

Ondanks al de kankerachtige afvallige leerstellingen en praktijken die het geloof van sommigen afbreken, en de vernietigende onzedelijkheid die de gemeente soms binnensluipt, Gods vaste fundament blijft altoos staan.

De Here kent de zijnen. Hij weet wie op de Rots bouwt en wie op het zand. Hij weet wie gelooft en wie ongehoorzaam is.

Bouw op de Rots.

God is de Rots van ons heil. Voor God bouwen is voor de eeuwigheid bouwen. Jezus bouwt Zijn gemeente op de Rots. Hij is het fundament. Op de Rots bouwen betekent doen wat Jezus zegt.

"Laten wij derhalve, omdat wij een onwankelbaar koninkrijk ontvangen, dankbaar zijn en hierdoor God vereren op een Hem welbehagelijke wijze met eerbied en ontzag, want onze God is een verterend vuur" (Hebreeën 12:28,29).

"Want wij hebben hier geen blijvende stad, maar wij zoeken de toekomstige" (Hebreeën 13:14).

"Wij hebben een sterke stad; Hij stelt heil tot muren en voorwal. Opent de poorten, opdat een rechtvaardig volk binnenga, dat zijn trouw bewaart" (Jesaja 26:1,2). "Zijn stichting ligt op heilige bergen; De HERE heeft Sions poorten lief boven alle woningen van Jakob. Heerlijke dingen zijn van u te zeggen, o gij stad Gods!" (Psalm 87:1 t/m 3).

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).


Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)