De gemeente van Christus
is één lichaam:
uniek, ondeelbaar, exclusief en echt.


Met ‘gemeente van Christus’ bedoelen wij de gemeente die Jezus heeft gebouwd (Matteüs 16:18), ook genoemd ‘het lichaam van Christus’ (Efeziërs 1:22,23; 5:23; Kolossenzen 1:18, 24).

Christus’ gemeente is uniek, enig in zijn soort, ongeëvenaard.

Het fundament van de gemeente is uniek: “Want een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen” (1 Korintiërs 3:11).

Christus is “de eniggeboren Zoon van God” (Johannes 1:14,18; 3:16,18; Hebreeën 1:5; 1 Johannes 4:9). Hij is één Herder van één kudde (Johannes 10:16). “Hij is het hoofd van het lichaam, de gemeente” (Kolossenzen 1:18; Efeziërs 1:22, 23). Christus houdt zijn lichaam in stand als hoofd van zijn gemeente (Efeziërs 5:23).

Er is “één lichaam” (Efeziërs 4:4). “Zo zijn wij, hoewel velen, één lichaam in Christus, maar ieder afzonderlijk leden ten opzichte van elkander” (Romeinen 12:5). Bij de verzoening met God door het kruis zijn wij “tot één lichaam verbonden” (Efeziërs 2:16). “Omdat het één brood is, zijn wij, hoe velen ook, één lichaam; wij hebben immers allen deel aan het ene brood” (1 Korintiërs 10:17). “Want door één Geest zijn wij allen tot één lichaam gedoopt” (1 Korintiërs 12:13). Het ene lichaam heeft “één Here, één geloof, één doop, één God en Vader van allen, die is boven allen en door allen en in allen” (Efeziërs 4:5, 6).

De gemeente van Christus heeft een unieke identiteit met onveranderbare kenmerken.

Een diamant is herkenbaar op basis van unieke eigenschappen. Diamant is het hardste bekende materiaal. Het bestaat uit zuivere koolstof, maar niet alle koolstof is diamant. De koolstofatomen van diamant vormen een kristalrooster met elk atoom aan vier andere atomen gebonden. Diamant is hard omdat deze bindingen kort en stevig zijn. Diamant is een goede isolator tegen electriciteit, heeft de laagste termische uitzettingscoëfficiënt en heeft de hoogste termische geleidingsvermogen bij kamertemperatuur. Diamant is doorzichtig in het hele spectrum van ultraviolet tot infrarood, en heeft een refractie-index van 2,42 voor geel licht met een golflengte van 589 nanometer. Diamanten stoten water af, maar trekken vet aan. Zij worden niet aangetast door zuren en basen, maar wel door sommige zouten zoals gesmolten kaliumnitraat.

De gemiddelde mens kan niet met zekerheid diamant herkennen omdat de nodige kennis hem ontbreekt. Wie die kennis wel heeft, kan diamant zonder enige twijfel herkennen.

De gemeente van Christus is ook herkenbaar op basis van unieke eigenschappen in de heilige Schrift omschreven. De gemiddelde mens kan het verschil tussen de gemeente van Christus en een imitatie niet zien, omdat de nodige kennis hem ontbreekt. Wie de geopenbaarde eigenschappen kent, kan de gemeente van Christus met zekerheid herkennen.

De gemeente is uniek, enig in zijn soort.

Christus’ gemeente is ondeelbaar, niet voor onderverdeling vatbaar.

Jezus zei: “Ieder koninkrijk, dat tegen zichzelf verdeeld is, gaat ten onder, en geen stad of huis, tegen zichzelf verdeeld, zal standhouden” (Matteüs 12:25).

Toen Jezus voor Zijn apostelen bad, zei Hij: “En Ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, dat ook zij in Ons zijn; opdat de wereld gelove, dat Gij Mij gezonden hebt. En de heerlijkheid, die Gij Mij gegeven hebt, heb Ik hun gegeven, opdat zij één zijn, gelijk Wij één zijn: Ik in hen en Gij in Mij, dat zij volmaakt zijn tot één, opdat de wereld erkenne, dat Gij Mij gezonden hebt, en dat Gij hen liefgehad hebt, gelijk Gij Mij liefgehad hebt” (Johannes 17:20 t/m 23).

De gemeente is ondeelbaar. Paulus vroeg “Is Christus gedeeld?” (1 Korintiërs 1:13). “Doch ik vermaan u, broeders, bij de naam van onze Here Jezus Christus: weest allen eenstemmig en laten er geen scheuringen onder u zijn; weest vast aaneengesloten, één van zin en één van gevoelen” (1 Korintiërs 1:10). Zoals de atomen van diamant, leden van Christus’ lichaam zijn vast aaneengesloten.

Volgelingen van Christus mogen niets te maken hebben met ‘onderverdelingen’ in de christenheid, groeperingen die varen onder de vlag van één of andere menselijke stichter, leerstelling of instituut. Wanneer een geloofsgemeenschap beweert slechts een ‘afdeling’ onder de christenen te zijn, kan die per definite onmogelijk de gemeente van Christus zijn. Wie een dergelijk kerkgenootschap opricht, in stand houdt of eraan deelneemt, is in opstand tegen Christus die voor eenheid heeft gebeden. Mensen die verdeeldheid veroorzaken door afwijkingen van de oorspronkelijke leer, moeten wij schuwen: “Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen. Want zulke lieden dienen niet onze Here Christus, maar hun eigen buik, en misleiden door hun schoonklinkende en vrome taal de harten der argelozen” (Romeinen 16:17, 18). “Zij zijn het, die scheuringen maken, natuurlijke mensen, die de Geest niet hebben” (Judas 19).

De gemeente van Christus is ondeelbaar. Christenen mogen zich uitsluitend als gemeente van Christus opstellen.

Christus’ gemeente is exclusief, afgezonderd, geheiligd.

De gemeente van Christus is per definitie de gemeente die van Christus is, in tegenstelling tot alle gemeenten, groeperingen of genootschappen die niet van Christus zijn.

De gemeente Gods is door het bloed van Christus gekocht (Handelingen 20:28). Jezus heeft Zich voor ons gegeven “om ons vrij te maken van alle ongerechtigheid, en voor Zich te reinigen een eigen volk, volijverig in goede werken” (Titus 2:14). “Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom” (1 Petrus 2:9).

Gods volk moet zich afzonderen en heiligen: “Vormt geen ongelijk span met ongelovigen, want wat heeft gerechtigheid gemeen met wetteloosheid, of welke gemeenschap heeft het licht met de duisternis? Welke overeenstemming is er tussen Christus en Belial, of welk deel heeft een gelovige samen met een ongelovige? Welke gemeenschappelijke grondslag heeft de tempel Gods met afgoden? Wij toch zijn de tempel van de levende God, gelijk God gesproken heeft: Ik zal onder hen wonen en wandelen, en Ik zal hun God zijn en zij zullen mijn volk zijn. Daarom gaat weg uit hun midden, en scheidt u af, spreekt de Here, en houdt niet vast aan het onreine, en Ik zal u aannemen, en Ik zal u tot Vader zijn en gij zult Mij tot zonen en dochteren zijn, zegt de Here, de Almachtige” (2 Korintiërs 6:14 t/m 18).

Gods volk blijft niet in ‘Babylon’, een voorstelling van valse godsdienst. “En ik hoorde een andere stem uit de hemel zeggen: Gaat uit van haar, mijn volk, opdat gij geen gemeenschap hebt aan haar zonden en niet ontvangt van haar plagen” (Openbaring 18:4).

De gemeente is exclusief in de goede zin van het woord. Deze exclusiviteit is op Gods woord gebaseerd, niet op het oordeel van mensen. Redding uit genade wordt alle mensen aangeboden (Marcus 16:15,16; Matteüs 28:19; Openbaring 22:17), maar er zijn voorwaarden: “God dan verkondigt, met voorbijzien van de tijden der onwetendheid, heden aan de mensen, dat zij allen overal tot bekering moeten komen” (Handelingen 17:30).

Men wordt door God zelf aan de gemeente toegevoegd. Over de stichting van de gemeente lezen wij: “Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd” (Handelingen 2:41). Petrus had bevolen: “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden” (Handelingen 2:38). Alleen mensen die geloven, zich bekeren en zich tot vergeving van zonden laten dopen, worden aan de gemeente toegevoegd. “En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden” (Handelingen 2:47). De gemeente bestaat uit de mensen die behouden zijn, die door God Zelf zijn toegevoegd.

Dit is niet zomaar ‘zich bij een groep aansluiten’. Het betreft een geestelijke reiniging, een wedergeboorte, een nieuwe schepping, een nieuwe burgerschap. “Nu gij uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en bestendig lief, als wedergeboren, en niet uit vergankelijk, maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God” (1 Petrus 1:22, 23). “Zo is dan wie in Christus is een nieuwe schepping; het oude is voorbijgegaan, zie het nieuwe is gekomen. En dit is uit God” (2 Korintiërs 5:17, 18). “Want wij zijn burgers van een rijk in de hemelen” (Filippenzen 3:20).

Wie de geopenbaarde voorwaarden niet heeft vervuld, wordt niet aan de gemeente toegevoegd en wordt niet in de gemeenschap opgenomen. “Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren” (Matteüs 22:14). Alleen wie door het bloed van Christus geheiligd is, hoort bij de gemeente.

Over de gemeente te Jeruzalem lezen wij verder: “En zij waren allen eendrachtig bijeen in de zuilengang van Salomo. Doch van de anderen durfde niemand zich bij hen aansluiten, maar het volk stelde hen hoog. En des te meer werden er toegevoegd, die de Here geloofden, tal van mannen zowel als vrouwen” (Handelingen 5:12 t/m 14).

De gemeente is exclusief. Men kan zich niet zomaar ‘aansluiten’. Men moet door de Heer eraan toegevoegd worden.

Christenen die zich ongeregeld gedragen, worden uit de gemeenschap verbannen. “Maar wij bevelen u, broeders, in de naam van de Here Jezus Christus, dat gij u onttrekt aan elke broeder, die zich ongeregeld gedraagt, in strijd met de overleveringen, die gij van ons ontvangen hebt” (2 Tessalonicenzen 3:6). “Nu evenwel schrijf ik u, dat gij niet moet omgaan met iemand, die, al heet hij een broeder, een hoereerder, geldgierige, afgodendienaar, lasteraar, dronkaard, of oplichter is; met zo iemand moet gij zelfs niet samen eten” (1 Korintiërs 5:11). “Doet, wie niet deugt, uit uw midden weg” (1 Korintiërs 5:13).

Wie een valse leer brengt, wordt ook vermeden: “Maar ik vermaan u, broeders, dat gij hen in het oog houdt, die, in afwijking van het onderwijs, dat gij hebt ontvangen, de onenigheden en de verleidingen veroorzaken, en mijdt hen” (Romeinen 16:17). “Een ieder, die verder gaat en niet blijft in de leer van Christus, heeft God niet; wie in die leer blijft, deze heeft zowel de Vader als de Zoon. Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis en heet hem niet welkom. Want wie hem welkom heet, heeft deel aan zijn boze werken” (2 Johannes 9 t/m 11).

Johannes schrijft over afgedwaalden: “Zij zijn van ons uitgegaan, maar zij waren uit ons niet; want indien zij uit ons geweest waren, zouden zij bij ons gebleven zijn: maar aan hen moest openbaar worden, dat niet allen uit ons zijn” (1 Johannes 2:19).

De gemeente is exclusief op basis van geopenbaarde voorwaarden. Paulus legde aan de Korintiërs uit: “Want scheuringen moeten er wel onder u zijn, zal het blijken, wie onder u de toets kunnen doorstaan” (1 Korintiërs 11:19). Wanneer mensen in hun levenswandel of in hun leer zich van Gods woord afkeren, kunnen zij de toets niet doorstaan: zij scheiden zich van de gemeenschap af.

De gemeente van Christus is uniek, ondeelbaar en exclusief op basis van Gods woord.

Christus’ gemeente is echt, wezenlijk, zichtbaar.

De gemeente heeft een waarneembare aanwezigheid en identiteit. Paulus schreef brieven aan de gemeente Gods te Korinte (1 Korintiërs 1:2; 2 Korintiërs 1:1). Hij deed de groeten van gemeenten van Christus (Romeinen 16:16). Waren deze gemeenten onzichtbaar?

Sommigen beweren dat de gemeente van Christus slechts een ideaal is dat nooit in werkelijkheid bereikt kan worden. Men spreekt van een “onzichtbare gemeente van Christus” die zou bestaan uit de ware gelovigen in de verschillende kerkgenootschappen, en van een “zichtbare gemeente” die volgens hen nooit meer dan een menselijke, historische en culturele verschijnsel kan zijn.

Deze valse stelling wordt als excuus gebruikt voor het bestendigen van kerken die op menselijke tradities en leerstellingen gefundeerd zijn en die met de gemeente van Christus niet overeenkomen.

Stenen worden voor broden verkocht met de bewering dat het echt brood onzichtbaar is! De hongerige mens moet maar zijn tanden op stenen kapot bijten, want echte broden bestaan niet. Nep wordt aan de man gebracht met de bewering dat echte diamanten niet bestaan, dat diamant slechts een ‘ideaal’ is.

De gemeente is precies het zichtbare van Christus op aarde! Christenen zijn levende, handelende, optredende, actieve leden van het lichaam van Christus (Romeinen 12:4 t/m 6; 1 Korintiërs 12:12 t/m 27; Efeziërs 3:30).

De gemeente deelt ook in het lijden van Christus. Paulus had de gemeente Gods vervolgd (1 Korintiërs 15:9; Galaten 1:13). Heeft hij soms een onzichtbare gemeente vervolgd?

Paulus zei aan Timoteüs: “Dit schrijf ik u, hoewel ik vrij spoedig tot u hoop te komen. Mocht ik nog uitblijven, dan weet gij, hoe men zich behoort te gedragen in het huis Gods, dat is de gemeente van de levende God, een pijler en fundament der waarheid” (1 Timoteüs 3:14, 15). Door het geschrevene kunnen wij weten hoe wij ons wezenlijk en waarneembaar in de gemeente moeten gedragen. De gemeente is een grondvesting van de waarheid doordat wij Gods woord in hart en mond hebben. “Nabij u is het woord, in uw mond en in uw hart, namelijk het woord des geloofs, dat wij prediken” (Romeinen 10:8).

Wij mogen niet onverschillig zijn gelijk Esau “die voor één spijze zijn eerstgeboorterecht verkocht” (Hebreeën 12:16). De gemeente van Christus is één lichaam: uniek, ondeelbaar, exclusief en echt. Laten wij voor deze ongeëvenaarde gemeente dankbaar zijn, en zoals Paulus, de onnaspeurlijke rijkdom van Christus blijven verkondigen “opdat thans door middel van de gemeente aan de overheden en de machten in de hemelse gewesten de veelkleurige wijsheid Gods bekend zou worden, naar het eeuwige voornemen, dat Hij in Christus Jezus, onze Here, heeft uitgevoerd” (Efeziërs 3:10, 11).

Roy Davison

De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de Nieuwe Vertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap 1951 (tenzij anders aangeduid).


Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)