Het uur van Gods oordeel is gekomen
Misschien zouden wij in onze agenda moeten schrijven:
Afspraak met God - vandaag of morgen! Want het is nu de
tijd, dat het oordeel begint bij het huis Gods; als het bij ons
begint, wat zal het einde zijn van hen, die ongehoorzaam
blijven aan het evangelie Gods? En indien de rechtvaardige
ternauwernood behouden wordt, waar zal dan de goddeloze en
zondaar verschijnen? (1 Petrus 4:17, 18).
Rekenschap aan God zijn wij allen verschuldigd.
Het leven gaat voorbij. De tijd van het oordeel nadert.
God liet Johannes in de toekomst kijken en de dag des oordeels
zien: En ik zag een grote witte troon en Hem, die daarop
gezeten was, voor wiens aangezicht de aarde en de hemel
vluchtten, en geen plaats werd voor hen gevonden. En ik zag
de doden, de groten en de kleinen, staande voor de troon, en
er werden boeken geopend. En nog een ander boek werd
geopend, het (boek) des levens; en de doden werden
geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken geschreven
stond, naar hun werken. En de zee gaf de doden, die in haar
waren, en de dood en het dodenrijk gaven de doden, die in hen
waren, en zij werden geoordeeld, een ieder naar zijn werken.
En de dood en het dodenrijk werden in de poel des vuurs
geworpen. Dat is de tweede dood: de poel des vuurs. En
wanneer iemand niet bevonden werd geschreven te zijn in het
boek des levens, werd hij geworpen in de poel des vuurs
(Openbaring 20:11 t/m 15).
Iedere mens die ooit heeft geleefd, zal voor God in het
oordeel verschijnen. Vanaf de tijd dat Adam de schuld aan Eva
gaf en Eva de schuld aan de slang gaf, proberen de mensen de
schuld voor hun daden aan iemand of iets anders te geven.
Maar God houdt iedere persoon verantwoordelijk voor eigen
daden en woorden.
Jezus zei: Van elk ijdel woord, dat de mensen zullen
spreken, zullen zij rekenschap geven op de dag des oordeels,
want naar uw woorden zult gij gerechtvaardigd worden, en
naar uw woorden zult gij veroordeeld worden (Matteüs 12:36,
37).
Deze is een ontnuchterende gedachte. Voor ieder woord
dat wij uitspreken, zijn wij verantwoordelijk! Niet tevreden met
de overvloed aan ijdele woorden in het echte leven, hebben wij
ook nog pratende machines gemaakt: radios, televisies,
computers, DVD en mp3 spelers, om enkele te noemen. Wie is
verantwoordelijk voor de woorden die deze machines spreken?
Wie de inhoud ontwerpt, is uiteraard voor het ontwerpen van
de inhoud verantwoordelijk. Maar wij die de knoppen, toetsen
en muis bedienen, zijn verantwoordelijk voor wat eigenlijk te
zien en te horen is. Aangezien wij voor ieder ijdel woord
verantwoording moeten afleggen, zal God ons niet ook
verantwoordelijk houden voor de woorden die onze machines
produceren?
Wij hebben een afspraak met God: Verwondert u
hierover niet, want de ure komt, dat allen, die in de graven
zijn, naar zijn stem zullen horen, en zij zullen uitgaan, wie het
goede gedaan hebben, tot de opstanding ten leven, wie het
kwade bedreven hebben, tot de opstanding ten oordeel
(Johannes 5:28, 29).
Op basis van wat in de boeken staat, worden wij
geoordeeld.
En ik zag de doden, de groten en de kleinen, staande
voor de troon, en er werden boeken geopend. En nog een
ander boek werd geopend, het (boek) des levens; en de doden
werden geoordeeld op grond van hetgeen in de boeken
geschreven stond, naar hun werken (Openbaring 20:12).
Indien wij verstandig zijn, zullen wij in de inhoud van die
boeken belang stellen!
Jezus zei: Indien iemand naar mijn woorden hoort, maar
ze niet bewaart, Ik oordeel hem niet, want Ik ben niet
gekomen om de wereld te oordelen, doch om de wereld te
behouden. Wie Mij verwerpt en mijn woorden niet aanneemt,
heeft een, die hem oordeelt: het woord, dat Ik heb gesproken,
dat zal hem oordelen ten jongsten dage (Johannes 12:47, 48).
Het woord van Christus oordeelt ons op de laatste dag!
Toch besteden velen weinige tijd of inspanning om de Schrift te
leren kennen. En anderen, die weten wat in de Schrift staat,
verwerpen en negeren het woord van God. Erg onverstandig,
want wij haasten ons naar de dag van onze dood, wij haasten
ons naar de dag van het oordeel, wanneer wij aan God
rekenschap moeten afleggen.
Zich bewust van het komende oordeel, wou Paulus zelf
God behagen en anderen aanmoedigen dat ook te doen:
Daarom stellen wij er een eer in, hetzij thuis, hetzij in den
vreemde, Hem welgevallig te zijn. Want wij moeten allen voor
de rechterstoel van Christus openbaar worden, opdat een ieder
wegdrage wat hij in zijn lichaam verricht heeft, naardat hij
gedaan heeft, hetzij goed, hetzij kwaad. Daar wij dan weten,
hoezeer de Here te vrezen is, trachten wij de mensen te
overtuigen (2 Korintiërs 5:9 t/m 11).
De slechten worden gestraft.
Op aarde worden velen die gruweldaden plegen, niet
gestraft. Maar niemand ontsnapt aan het oordeel Gods. Het
rechtvaardige oordeel Gods zal komen bij de openbaring van
de Here Jezus van de hemel met de engelen zijner kracht, in
vlammend vuur, als Hij straf oefent over hen, die God niet
kennen en het evangelie van onze Here Jezus niet
gehoorzamen. Dezen zullen boeten met een eeuwig verderf,
ver van het aangezicht des Heren en van de heerlijkheid zijner
sterkte (2 Tessalonicenzen 1:7 t/m 9).
In een visioen mocht Johannes de eeuwige straf
aanschouwen: En een andere engel, een derde, volgde hen,
zeggende met luider stem: Indien iemand het beest en zijn
beeld aanbidt en het merkteken op zijn voorhoofd of op zijn
hand ontvangt, die zal ook drinken van de wijn van Gods
gramschap, die ongemengd is toebereid in de beker van zijn
toorn; en hij zal gepijnigd worden met vuur en zwavel ten
aanschouwen van de heilige engelen en van het Lam. En de
rook van hun pijniging stijgt op in alle eeuwigheden, en zij
hebben geen rust, dag en nacht, die het beest en zijn beeld
aanbidden, en al wie het merkteken van zijn naam ontvangt
(Openbaring 14:9 t/m 11).
Heersers die een bloedbad aanrichten om aan de macht te
komen, zullen aan Gods oordeel niet ontsnappen.
Oneerlijke politiekers, onrechtvaardige rechters en
corrupte politieagenten die het recht buigen, zullen aan
Gods oordeel niet ontsnappen.
La Casa Nostra Maffia families die hele natiën verderven en
miljoenen levens door drugs en immoraliteit kapotmaken om
hun eigen zaak te bevorderen, zullen aan Gods oordeel niet
ontsnappen.
Bedrijfsleiders die ten koste van de armen zichzelf en hun
vennootschappen verrijken en zich om het welzijn van hun
werkers weinig bekommeren, zullen aan Gods oordeel niet
ontsnappen.
Industriëlen die de aarde verkrachten en het milieu
vergiftigen om hun eigen zakken vol te proppen, zullen aan
Gods oordeel niet ontsnappen.
Fabrikanten en gebruikers van geweren, bommen en
landmijnen die mannen, vrouwen en kinderen verminken en
vernietigen, zullen aan Gods oordeel niet ontsnappen.
Louche zakenmensen en oneerlijke werkers die klanten en
werkgevers oplichten, zullen aan Gods oordeel niet
ontsnappen.
Mannen en vrouwen die ontucht en overspel plegen, die
gezinnen kapotmaken, die kinderen van een stabiel gezinsleven
beroven, zullen aan Gods oordeel niet ontsnappen.
Abortusplegers, kindermolesters, moordenaars, dieven
en leugenaars zullen aan Gods oordeel niet ontsnappen.
En daar zij het verwerpelijk achtten God te erkennen,
heeft God hen overgegeven aan een verwerpelijk denken om te
doen wat niet betaamt: vervuld van allerlei onrechtvaardigheid,
boosheid, hebzucht en slechtheid, vol nijd, moord, twist, list en
kwaadaardigheid; oorblazers, lasteraars, haters van God,
verwatenen, overmoedigen, grootsprekers, vindingrijk in het
kwaad, hun ouders ongehoorzaam; onverstandig, onbestendig,
zonder hart of barmhartigheid. Immers, hoewel zij de rechtseis
van God kenden, namelijk, dat zij, die zulke dingen bedrijven,
de dood verdienen, doen zij ze niet alleen zelf, maar schenken
ook nog hun bijval aan wie ze bedrijven (Romeinen 1:28 t/m
32).
Misschien denkt u: Wat ben ik blij dat ik zulk een
afschuwelijke mens niet ben! Daar ik geen heel slechte dingen
doe, ben ik in orde met God. Maar gelijk welke slechte daad of
gedachte scheidt men van God.
Zondaars zijn wij allemaal, die alleen door Christus
behouden kunnen worden.
Sommigen denken dat zij behouden zijn alleen doordat zij
godsdienstig zijn. Dat dacht het Joodse volk ten tijde van
Christus ook. Maar luister naar wat Hij hen zei: Terzelfder tijd
kwamen enigen tot Hem met het bericht over de Galileeërs,
wier bloed Pilatus met hun offers vermengd had. En Hij
antwoordde en zeide tot hen: Meent gij, dat deze Galileeërs
groter zondaars waren dan alle andere Galileeërs, omdat zij dit
lot hebben ondergaan? Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet
bekeert, zult gij allen evenzo omkomen. Of meent gij, dat die
achttien, op wie de toren bij Siloam viel en die erdoor gedood
werden, schuldiger waren dan alle andere mensen, die in
Jeruzalem wonen? Neen, zeg Ik u, maar als gij u niet bekeert,
zult gij allen evenzo omkomen (Lucas 13:1 t/m 5).
Alleen door Jezus kunnen wij op de dag des oordeels aan
de veroordeling ontsnappen: Want allen hebben gezondigd en
derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet
gerechtvaardigd uit zijn genade, door de verlossing in Christus
Jezus. Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het
geloof, in zijn bloed (Romeinen 3:23, 24). Want het loon, dat
de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt,
is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here (Romeinen
6:23).
Wegens onze zonden verdienen wij de dood. Jezus, die
zonder zonde was, stierf in onze plaats om voor onze zonden
de straf te ondergaan, opdat wij vergeven kunnen worden. En
zoals het de mensen beschikt is, éénmaal te sterven en daarna
het oordeel, zo zal ook Christus, nadat Hij Zich éénmaal
geofferd heeft om veler zonden op Zich te nemen, ten tweeden
male zonder zonde aanschouwd worden door hen, die Hem tot
hun heil verwachten (Hebreeën 9:27, 28).
Jezus zei: Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u, wie mijn woord
hoort en Hem gelooft, die Mij gezonden heeft, heeft eeuwig
leven en komt niet in het oordeel, want hij is overgegaan uit de
dood in het leven (Johannes 5:24).
Na Zijn opstanding gaf Jezus zijn volgelingen de opdracht
om dit goed nieuws aan iedereen te vertellen: Gaat heen in de
gehele wereld, verkondigt het evangelie aan de ganse
schepping. Wie gelooft en zich laat dopen, zal behouden
worden, maar wie niet gelooft, zal veroordeeld worden
(Marcus 16:15, 16). Evangelie betekent goed nieuws.
Toen Petrus werd gevraagd, Wat moeten wij doen?
antwoordde hij: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen
op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden
(Handelingen 2:38).
Na uit water en Geest wedergeboren te worden (Johannes
3:3 t/m 5), wijden de verlosten de rest van hun leven aan het
dienen van God: En indien gij Hem als Vader aanroept, die
zonder aanzien des persoons naar ieders werk oordeelt,
wandelt dan in vreze de tijd uwer vreemdelingschap, wetende,
dat gij niet met vergankelijke dingen, zilver of goud, zijt
vrijgekocht van uw ijdele wandel, die (u) van de vaderen
overgeleverd is, maar met het kostbare bloed van Christus, als
van een onberispelijk en vlekkeloos lam. Hij was van tevoren
gekend, vóór de grondlegging der wereld, doch is bij het einde
der tijden geopenbaard ter wille van u, die door Hem gelooft in
God, die Hem opgewekt heeft uit de doden en Hem heerlijkheid
gegeven heeft, zodat uw geloof tevens hoop is op God. Nu gij
uw zielen door gehoorzaamheid aan de waarheid gereinigd hebt
tot ongeveinsde broederliefde, hebt dan elkander van harte en
bestendig lief, als wedergeborenen niet uit vergankelijk, maar
uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord
van God (1 Petrus 1:17 t/m 23).
Het uur van Gods oordeel is gekomen.
Rekenschap aan God zijn wij allen verschuldigd.
Binnenkort verschijnen wij voor Zijn troon om, op basis van
wat in de boeken staat, beoordeeld te worden. Zondaars zijn
wij allemaal die alleen door Christus behouden kunnen worden.
Om aan het oordeel te ontsnappen, moeten wij ons bekeren,
ons geloof in Christus belijden en ons tot vergeving van zonden
laten dopen. Dan moeten wij ons leven aan God toewijden.
En ik zag een andere engel vliegen in het midden des
hemels en hij had een eeuwig evangelie, om dat te
verkondigen aan hen, die op de aarde gezeten zijn en aan alle
volk en stam en taal en natie; en hij zeide met luider stem:
Vreest God en geeft Hem eer, want de ure van zijn oordeel is
gekomen, en aanbidt Hem, die de hemel en de aarde en de zee
en de waterbronnen gemaakt heeft (Openbaring 14:6, 7).
Amen.
Roy Davison
De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
© Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).
Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)