Wie roemt, roeme in de Here

'Roemen' in dit verband betekent 'zich met trotsheid verheugen over iets'. Een andere vertaling luidt: “Wil iemand zich op iets beroemen, laat hij zich op de Heer beroemen” (NBV). Het roemen kan òf goed òf slecht zijn, afhankelijk van datgene waarop wij ons beroemen.

Iedereen heeft behoefte aan voldoening. Dit is iets normaal en positief. Maar hoogmoedige en egocentrische mensen zijn soms geneigd te snoeven.

Grootspraak is zonde. “Welaan dan, gij, die zegt: Vandaag of morgen gaan wij op reis naar die en die stad, wij zullen er een jaar doorbrengen, zaken doen en winst maken; gij, die niet (eens) weet, hoe morgen uw leven zijn zal! Want gij zijt een damp, die voor een korte tijd verschijnt en daarna verdwijnt; in plaats van te zeggen: Indien de Here wil, zullen wij leven en dit of dat doen. Maar nu roemt gij in uw grootspraak; al zulk roemen is verkeerd” (Jakobus 4:13 t/m 16).

Grootspraak is niet alleen een uiting van egoisme, maar is ook een vorm van oneerlijkheid. Men eigent zich de eer toe voor iets dat God heeft gedaan, en waarvoor God de lof zou moeten ontvangen. “Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet ontvangen hebt? En indien gij het dan ontvangen hebt, wat beroemt gij u, alsof gij het niet ontvangen hadt?” (1 Korintiërs 4:7).

Mensen snoeven op dingen zoals intelligentie, macht en rijkdom.

“Zo zegt de HERE: De wijze roeme niet op zijn wijsheid, en de sterke roeme niet op zijn kracht, de rijke roeme niet op zijn rijkdom, maar wie roemen wil, roeme hierin, dat hij verstand heeft en Mij kent, dat Ik de HERE ben, die goedertierenheid, recht en gerechtigheid op aarde doe; want daarin heb Ik behagen, luidt het woord des HEREN” (Jeremia 9:23, 24).

Wereldse wijsheid is niets om op te roemen. “Laat niemand zichzelf misleiden! Indien iemand onder u meent wijs te zijn in deze tijd, hij worde dwaas, om wijs te worden. Want de wijsheid van deze wereld is dwaasheid voor God. Want er staat geschreven: Die de wijzen vangt in hun sluwheid; en elders: De Here weet, dat de overleggingen der wijzen vruchteloos zijn. Daarom, niemand beroeme zich op mensen” (1 Korintiërs 3:18 t/m 21).

In plaats van te roemen in de steeds wisselende wijsheid van deze wereld, dienen wij wijsheid van boven te zoeken, wijsheid van God, de wijsheid van goedertierenheid, recht en gerechtigheid. “Maar de wijsheid van boven is vooreerst rein, vervolgens vreedzaam, vriendelijk, gezeggelijk, vol van ontferming en goede vruchten, onpartijdig en ongeveinsd” (Jakobus 3:17).

Het roemen in wereldse wijsheid kan onze redding in de weg staan. “Ziet slechts, broeders, wat gij waart, toen gij geroepen werdt: niet vele wijzen naar het vlees, niet vele invloedrijken, niet vele aanzienlijken. Integendeel, wat voor de wereld dwaas is, heeft God uitverkoren om de wijzen te beschamen, en wat voor de wereld zwak is, heeft God uitverkoren om wat sterk is te beschamen; en wat voor de wereld onaanzienlijk en veracht is, heeft God uitverkoren, dat, wat niets is, om aan hetgeen wèl iets is, zijn kracht te ontnemen, opdat geen vlees zou roemen voor God. Maar uit Hem is het, dat gij in Christus Jezus zijt, die ons van God is geworden: wijsheid, rechtvaardigheid, heiliging en verlossing, opdat het zij, gelijk geschreven staat: Wie roemt, roeme in de Here” (1 Korintiërs 1:26 t/m 31).

Het is ijdel om in rijkdom te roemen. “Het land van een rijk man had veel opgebracht. En hij overlegde bij zichzelf en zeide: Wat moet ik doen, want ik heb geen ruimte om mijn vruchten te bergen. En hij zeide: Dit zal ik doen: ik zal mijn schuren afbreken en grotere bouwen en ik zal daarin al het koren en al mijn goederen bergen. En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen liggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk. Maar God zeide tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u afgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? Zó vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God” (Lucas 12:16 t/m 21). “Want wat baat het een mens de gehele wereld te winnen en aan zijn ziel schade te lijden?” (Marcus 8:36).

“Laat de geringe broeder roemen in zijn hoogheid, maar de rijke in zijn geringheid, want als een bloem in het gras zal hij vergaan. Want de zon komt op met haar hitte en doet het gras verdorren, en zijn bloem valt af en de schoonheid van haar uiterlijk verdwijnt; zó zal ook de rijke met zijn ondernemingen verwelken” (Jakobus 1:9 t/m 11).

Wij mogen roemen in de kennis dat onze zonden door het bloed van Christus vergeven zijn. Paulus heeft geschreven: “Maar ik moge ervoor bewaard blijven te roemen anders dan in het kruis van onze Here Jezus Christus, door wie de wereld mij gekruisigd is en ik der wereld” (Galaten 6:14). “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme. Want zijn maaksel zijn wij, in Christus Jezus geschapen om goede werken te doen, die God tevoren bereid heeft, opdat wij daarin zouden wandelen” (Efeziërs 2:8 t/m10).

Deze genade wordt ons door het bad van de wedergeboorte geschonken: “Maar toen de goedertierenheid en mensenliefde van onze Heiland (en) God verscheen, heeft Hij, niet om werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar zijn ontferming ons gered door het bad der wedergeboorte en der vernieuwing door de heilige Geest, die Hij rijkelijk over ons heeft uitgestort door Jezus Christus, onze Heiland, opdat wij, gerechtvaardigd door zijn genade, erfgenamen zouden worden overeenkomstig de hoop van het eeuwig leven” (Titus 3:4 t/m 7).

Dit 'bad van de wedergeboorte' is de doop tot vergeving van zonden (Handelingen 2:38) waardoor wij deel hebben in de dood, begrafenis en opstanding van Christus: “Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen” (Romeinen 6:3, 4).

Laten wij niet in wijsheid, macht of rijkdom roemen, maar in de Heer. Wordt tot in Christus gedoopt om “het heil in Christus Jezus” te verkrijgen “met eeuwige heerlijkheid” (2 Timoteüs 2:10). Dan kunnen wij in Hem roemen, “Want in Hem woont al de volheid der godheid lichamelijk; en gij hebt de volheid verkregen in Hem, die het hoofd is van alle overheid en macht” (Kolossenzen 2:9, 10). Wij zijn “de geheiligden in Christus Jezus” (1 Korintiërs 1:2). “In Hem hebben wij de verlossing door zijn bloed, de vergeving van de overtredingen, naar de rijkdom zijner genade” (Efeziërs 1:7).
Als christenen kunnen wij met Paulus zeggen: “Mijn roem bij God is dan ook in Christus Jezus” (Romeinen 15:17).

Roy Davison

    De schriftgedeelten in dit artikel zijn uit de NBG-1951 Vertaling,
    © Nederlands Bijbelgenootschap (tenzij anders aangeduid).


Published in The Old Paths Archive
(http://www.oldpaths.com)